
Dialogen geven je scènes vaart. Te veel regieaanwijzingen (wie in een dialoog iets zegt) halen de dynamiek van een dialoog onderuit. Zorg dat je personages voldoende eigenheid hebben, zodat de lezer aan de tekst ziet wie aan het woord is. De manier van spreken moet het personage typeren. Toch ontkom je niet aan regieaanwijzingen. Ben hier zuinig mee en varieer hierin, maar overdrijf niet in deze variatie. Overmatige toevoegingen (krijste hij, beet hij haar venijnig toe, vroeg hij, bitste zij, jammerde hij of siste zij) zijn soms zinvol, maar meestal storend. Hoe een personage iets zegt, hoort uit de tekst van de dialoog al duidelijk te worden. Vaak is ‘zei hij’ voldoende, maar wees ook hier spaarzaam mee. Een mooie afwisseling is het tonen van non-verbale communicatie zoals lichaamshouding, stemintonatie en handelingen. Laat zien wat je personages doen tijdens een gesprek. Dat brengt leven in je dialogen en de toevoeging ‘zei hij’ is dan vaak niet nodig.