
Het was te heet in Spanje. Daar klaagden onze ouders vooral over. Dat we beter in Frankrijk hadden kunnen blijven, als ze hadden geweten dat het zo heet zou zijn. Dat we vooral in de schaduw moesten blijven. Misschien beter ons surfpak aantrekken als we de zee opgingen.
‘De zon is verraderlijk,’ waarschuwde mama ons.
Ik vroeg me af hoe een zon verraderlijk kon zijn. Deden we iets wat eigenlijk niet mocht en zou de zon ons verklikken? Voor de zekerheid ging ik het strand niet op zonder mijn surfpak. Ik nam sowieso liever het zekere voor het onzekere. Menno niet. Hij geloofde waarschijnlijk niet in het verraad van de zon. Menno geloofde vooral in de kracht van zijn gebruinde lijf op Sara. Sara kwam uit Malaga. Als je de beelden van alle meisjes over wie ik ooit had gefantaseerd over elkaar heen zou leggen en met elkaar zou versmelten, zou Sara de vleesgeworden versie zijn. Ze rook naar sinaasappels.