
Leestijd: 1,5 minuut
‘Mam, mijn kin staat te ver naar voren.’ Ze duwt er stevig op in een poging hem minder geprononceerd te maken.
‘Is me nooit opgevallen,’ antwoord ik naar waarheid. ‘Je hebt een mooie kin met een kuiltje.’ Maar ze heeft gelijk, ik zie het nu ook, hij steekt iets verder uit dan gemiddeld.
Ik denk aan de keer dat ik mezelf voor het eerst van opzij zag. De juf had ons voor een felle lamp geplaatst en trok ons profiel over op een vel papier. Bij het uitknippen viel het me al op en toen onze silhouetten in het klaslokaal hingen, was het onmiskenbaar. Mijn neus was buitenproportioneel groot en onooglijk recht. Liep ik al jaren onbeschaamd met dit exemplaar rond? Het voelde alsof ik naakt in de klas zat. Vol afgunst bekeek ik mijn klasgenoten met hun bescheiden wipneusjes. Ineens wist ik het zeker, als ik niet keek, waren alle blikken op mij gericht. Ik was een rariteit, een publiekstrekker voor een freakshow op de kermis. Vanaf dat moment ben ik mijn neus gaan verhullen, legde ik zoveel mogelijk mijn hand erover.
Een jaar later kwam de verlossing. Mijn biologieleraar vertelde over de buigzaamheid van kraakbeen en de mogelijkheden die dat gaf. Nachtenlang flaporen met plakband tegen je hoofd plakken zou je hiervan af helpen. Ik rook mijn kans, kocht stevige plakband en plakte die nacht het puntje van mijn neus vast in de richting van mijn voorhoofd. Het werkte. Toen ik de volgende morgen in de spiegel keek, was mijn neus iets omhoog gaan staan, waardoor hij dichter bij mijn ideaalbeeld kwam.
Het werd een obsessie. Overdag kon ik niet met plakband rondlopen, dus compenseerde ik de verloren tijd door tijdens de lessen mijn neus onopvallend omhoog te duwen. Ik ontwikkelde sluwe technieken om in de pauze ongemerkt door te kunnen gaan. Bij het drinken gebruikte ik de rand van het blikje om mijn neus in model te houden.
Na verloop van tijd leek mijn neus inderdaad veranderd. Ik voelde me bevrijd. Durfde me weer sans gêne aan de wereld te tonen. Tot ik een foto van mezelf zag. Over het midden van mijn opvallend rode neus liep een donkere streep, de vouwlijn. Het gedrocht trok alle aandacht naar zich toe. Schaamte nestelde zich opnieuw in mijn lijf.
Ze is ongemerkt verdwenen, die schaamte. Ik ben vergeten hoe. Mijn neus heeft zijn oorspronkelijke vorm weer aangenomen.
Ik knijp zacht in mijn dochters kin en zoek naar woorden om haar ervan te overtuigen dat haar kin prachtig is. ‘Vroeger schaamde ik me voor mijn neus,’ begin ik.
Ze duwt mijn hand weg. ‘Mam, je valt in herhaling. I’ll deal with it, no worries.’