
Leestijd: 1,5 minuut
De bovenzaal is te bereiken via een doorleefde trap van een Stratums café. Een geur van verschaald bier vermengd met vochtig hout. De tochtige ramen weerhouden de fanatiekelingen er niet van zich te kleden alsof het hartje zomer is. Ik houd mijn vestje nog even aan. De groep deelnemers is grofweg in te delen in jonge verliefden, wanhopige singles, giechelende vriendinnen en een handvol echtparen in hun midlifecrisis. De schroom van de eerste les is er intussen vanaf. Zodra de leraar begint te tellen, starten we schaamteloos aan de pasjes die we ons nog herinneren van de vorige keer. Onze cross body lead gevolgd door een right turn voelt nog wankel. ‘Dat is een kwestie van tijd,’ verzekert de leraar ons. De sfeer is ongedwongen, falen mag. Met veel geduld worden we begeleid in ons leerproces. Hoewel de spiegels pijnlijk zichtbaar maken dat mijn heupen zich houteriger bewegen dan ik me inbeeld, lijkt niemand hier moeite mee te hebben.
Terwijl mijn lief me enthousiast rondzwiert en het net zo lastig vindt als ik om te focussen op de pasjes, denk ik aan de zaalhockeywedstrijd deze middag van een van onze dochters. Het geroep vanaf de tribune echoot nog in mijn oren. Een koor van fanatieke ouders galmde door de ruimte. ‘Naar voren, naar buiten! Nee! Afgeven die bal! Wat doe je nou? Die heb je nog! Die is voor jou! Rennen! Kijken! Loop dat gat in! Ja, nu! Scheids! Laag zitten! Twee handen aan de stick.’ Elke actie werd voorzien van commentaar. De frustratie was van verre te zien op de gezichten van de meiden. Af en toe keek er één zuchtend opzij. Het leidde ze af. Ze gingen er niet beter van spelen, zoveel was zeker.
Ik stel me voor hoe het zou zijn als onze kinderen ons op eenzelfde manier zouden coachen. Dat ze tijdens de inzet van een draai vanaf de barkrukken riepen: ‘Die hand moet hoger! Wat doe je nou? Andere kant op!’ Of bij een dappere poging een nieuw danspasje in de praktijk te brengen: ‘Nee, mama! Voor je kijken! Pa, begeleiden nu! Pak die ruimte. Sjesus, hier kom ik niet voor kijken.’
Ik stap op de tenen van een medecursist en mompel gegeneerd ‘Sorry’. Mijn lief pakt me steviger vast en ik concentreer me weer op mijn passen. De Zuid-Amerikaanse muziek is opzwepend, schakelt het denken uit. De salsaleraar knikt in het voorbijgaan vriendelijk naar me. Of hij dat als compliment bedoelt of als groet is me niet duidelijk. Het motiveert wel. Soepel draai ik me om mijn as. In de spiegel ziet het eruit als het begin van een dans.
Een knikje, denk ik, een welgemeend knikje volstaat.